donderdag 16 december 2010

Dieren

Wij hadden altijd huisdieren vroeger, en die huisdieren waren op een of andere manier altijd van mijn zus. Alsof mijn ouders hadden besloten dat zij van ons drieën degene was die van dieren hield. Omdat dat wel zo overzichtelijk was, één kind dat van dieren hield, één dat van voetbal hield en één die helemaal nergens van hield.

Het eerste huisdier dat ik me herinner was een hamster. Maar die zorgde voor problemen. 's Nachts kroop hij uit zijn hok en ging hij aan de snoeren van mijn vaders stereo liggen knagen. Dus die hamster moest weg.

Daarna kreeg mijn zus een konijn, een vals kreng dat schopte en beet en waarvan iedereen zich afvroeg wat het eigenlijk deed in ons huis, dus ook dat konijn ging weg.

Toen kwamen er twee kittens, maar na een paar maanden herinnerde mijn moeder zich weer dat ze allergisch was voor katten en hing ze een briefje op bij Albert Heijn. Mijn moeder maakte deel uit van een enorm netwerk van huismoeders die hun spullen lieten rouleren via het prikbord van Albert Heijn, en zo werden ook de poezen van de hand gedaan.

Wat we ervoor terugkregen, en pas veel later, waren twee witte muizen. Ze zaten in een hok dat mijn opa had gemaakt. Mijn opa, die op zolder een werkplaats had waar hij een niet aflatende stroom poppen- en barbiehuizen, speelgoedgarages en theetafels produceerde, had zijn taak heel serieus opgevat. Hij was naar dierenwinkels gegaan en had daar allerlei knaagdierenhokken bestudeerd. Zijn uiteindelijke ontwerp bevatte twee bodems, waarvan er een als een la uit de bak kon worden getrokken, zodat je die kon verschonen zonder de muizen eruit te hoeven halen. Iets waar je wel een bepaalde handigheid voor moest bezitten, vooral omdat de muizen zich graag onder het zaagsel verstopten.

Op een middag toen hij alleen thuis was, trok mijn broertje voorzichtig de la naar voren om de muizen beter te kunnen zien. Een van de muizen stak nieuwsgierig zijn kopje door de opening. Mijn broertje schrok daar zo van dat hij de la met een klap weer dichtsloeg. Met het muizenkopje er nog tussen.

We kochten een nieuwe muis. Een mannetje, net als de vorige. Na enkele weken lagen er allemaal wriemelende roze wormpjes in het zaagsel. En een paar weken later opnieuw. De bak liep er bijna van over. Toen vonden mijn ouders dat het klaar was met die muizen. We werden verzocht ze in het maïsveld achter ons huis los te laten. 'Daar hebben ze veel meer ruimte,' zeiden mijn ouders, en dat zeiden wij ook tegen de muizen, toen we ze daar allemaal achterlieten: ‘Hier hebben jullie veel meer ruimte.' Pas veel later vertelde iemand ons dat onze tamme, aan molentjes en droogvoer gewende muizen daar geen schijn van kans hadden gemaakt. Zagen we die roofvogels niet boven het maïs cirkelen?

Maar toen hadden we al een twee schildpadjes. Moerasschildpadjes met oranje wangetjes. Ze zaten in een grote bak die tot de helft gevuld was met water. Als je je vinger voor het glas hield maakte ze happende bewegingen. Ze stonken enorm. Eens per week werd de bak verschoond. De schildpadjes werden zolang in de gootsteen gezet. Tot ze daar te groot voor werden, toen lieten we ze gewoon door de kamer lopen, en in de zomer door de tuin. Onze tuin lag aan een sloot, en hoewel niemand het heeft zien gebeuren, dus we er alleen maar naar konden gissen, zijn ze op een dag naar de sloot gewaggeld en weggezwommen. We hebben ze nooit meer teruggezien.