dinsdag 7 september 2010

Poisenous crabs

Iedereen aan boord zag groen. Het bootje kletste op de Caribische golven, de golven sloegen over het dek. Alle twaalf de passagiers zaten in de hut, de meesten hadden hun hoofd op tafel gelegd. Op één man na, die zich af en toe omdraaide om zijn hoofd uit de patrijspoort te steken.

Het was mijn idee om met de boot te gaan. Je kon ook vliegen, maar dat was een stuk duurder. En ik hield van varen. Dacht ik. Nadat mijn overbuurman voor de derde keer zijn hoofd buitenboord had gestoken, besloot ik de hut te verlaten. Zwalkend liep ik naar het drijfnatte dek, waar mijn maag zich meteen omkeerde. Het ging verbazingwekkend makkelijk en snel. Daarna hield ik weer van varen.

We bleven drie dagen op het eiland, en al die tijd bleef de zee in mijn maag zitten. Terug zouden de golven minder ruw zijn, hadden ze ons beloofd, maar ik piekerde er niet over, terug zouden we vliegen.

Het eiland had een piepklein vliegveldje. De startbaan was een stuk openbare weg. Als er een vliegtuig vertrok, gingen er twee slagbomen naar beneden en moesten de auto’s even wachten. Zodra het vliegtuig was opgestegen, konden ze weer doorrijden.

In het gras langs de startbaan en ook voor de ingang van de houten keet die dienstdeed als vertrekhal stonden bordjes. ‘Poisenous crabs,' stond erop.

Poisenous crabs.

Wat betekent dat , vroegen we aan de man die ons incheckte, en tevens de kassa van de souvenirshop en de koffiecounter bediende. Het betekende precies wat we dachten dat het betekende: giftige krabben. Dat komt zo, vertelde hij, toen de startbaan werd aangelegd kwamen er ‘s nachts krabben uit zee die de gladgemaakte grond omwoelden. Ze kropen door het vers gestortte cement en over het nog natte asfalt, waardoor dat telkens opnieuw moest worden geëgaliseerd. Uiteindelijk besloot men gif te strooien. Jaren later zat het gif nog steeds in de grond, en de krabben waren resistent geworden. De bordjes waarschuwden mensen om de krabben niet te vangen en op te eten.

Jeetje, zeiden wij. En we hadden het verhaal kant en klaar mee naar huis genomen, samen met de rum, de zonnehoed van palmbladeren en de ketting gemaakt van nootmuskaatbollen, als tijdens een medepassagier niet een praatje met ons had aangeknoopt tijdens de terugvlucht. ‘Poisenous crabs?’ zei hij, ons souvenir tegen het licht houdend, ‘my ass.’ Er hadden nooit giftige krabben gezeten. De bordjes met de waarschuwing waren tijdens de bouw van het vliegveld neergezet om mensen die bouwmaterialen wilden stelen op afstand te houden. Toen het vliegveld af was hadden ze de bordjes voor het gemak maar laten staan.

Gelukkig hadden we de rum nog.