donderdag 4 maart 2010

Ta-miaut

Ik wilde geen nieuwe poes. Prompt was nog maar vier jaar dood, en een nieuwe poes zou toch nooit zo leuk zijn als Prompt. Soms had ik een paar weken een logeerpoes en hoewel ik die best lief vond dacht ik constant: het is toch geen Prompt.

Prompt was heel grappig en slim. Ze gaf kopjes tegen mijn neus, heel hard, en ze had vlekken die in haar oren en op de kussentjes onder haar poten doorliepen. Prompt werd 20 ½, wat in mensenleeftijd ongeveer honderdvijftig is. Eerst werd ze doof, toen stram, daarna blind aan één oog, en op de laatste avond zakte ze door haar achterpoten. Ik belde de spoedeisende hulp voor dieren en zei: `Mijn kat heeft een tia gehad.’

`Zo zo,’ zei de dierenarts, `en waarom denkt u dat?’

Mijn andere kat, Macaber, die ging bij de roepnaam Rooie, had precies hetzelfde gehad. Dat zei ik. Ik wist dat ze misschien nog te redden was als we er snel bij waren. Bij Rooie was ik er niet snel genoeg bij. Tegen de tijd dat we bij de dierenarts aankwamen waren de kussentjes onder zijn poten niet meer roze maar wit.

De dierenambulance kwam ons ophalen, Prompt en mij. Ik had haar in het mandje gelegd. Ze spinde zachtjes toen ik haar aaide. Met gillende sirenes sjeesden we over de grachten. Prompt werd er misselijk van en kotste de boel onder. Ik had heel erg medelijden met haar, maar maakte grapjes met het dierenambulancezusters, want in zulk soort situaties overvalt me altijd een misplaatst gevoel van verantwoordelijkheid voor de sfeer.

De dierenarts van de spoedeisende hulp voor dieren zei dat Prompt gewoon op was. Hij liet me alleen zodat ik afscheid van haar kon nemen. Ik huilde niet. Ik huil nooit snel in een vreemde omgeving. Ik vroeg de dierenartsassistente of ze een taxi voor me wilde bellen. Op de rekening die ik kreeg stond dat ik betaalde voor `euthenaseren kat (Europese korthaar)’.

Toen ik thuiskwam was het half twee ’s nachts en vreemd stil in huis zonder poes die me verwelkomde. Nog heel lang daarna hoorde ik haar door het huis scharrelen, en zag ik haar vanuit mijn ooghoeken op de bank liggen of op bed.

Toen kwamen de muizen. Eerst hoorde ik vreemd gepiep achter de koelkast, toen zag ik er een keer een schattig staartje onder vandaan komen. Schattig ja, dat vond ik het. Als ik dat niet had gevonden had ik misschien meteen ingegrepen, en zat ik de weken daarna misschien niet op de bank met zes paar schoenen in de aanslag, klaar om te gooien als er een muis via het gordijn naar beneden klom, dan hadden er misschien geen muizen over mijn bureau gelopen als ik zat te typen, en had ik ’s nachts misschien niet wakker gelegen van het geritsel omdat de muizen een nest onder mijn bed hadden gebouwd. Toen ik eindelijk gifdoosjes ging neerzetten, hadden ze zich al geïnstalleerd, met luie feauteuills en kleurentelevisies. Dit was hun huis, niet langer het mijne.

Tja, zei de telefoniste van de GGD, uw straat staat bij ons bekend als een muizenstraat. Komt door alle horeca, ziet u.

Ik probeerde van alles, maar ze lieten zich niet verjagen. Een poes is het enige dat helpt, wist ik. Maar ik wilde geen poes. Prompt was nog maar vier jaar dood, en een nieuwe poes was toch geen Prompt. Toen zag ik een nestje kittens. Zeven bonte pluizenballetjes, zes lagen er bij hun moeder te drinken, de zevende lag te stoeien met een schroevendraaier. Die werd het.

Later dacht ik dat het misschien niet zo’n goed teken was dat deze de voorkeur gaf aan spelen boven eten, maar het kwam gelukkig allemaal goed met haar. Ik nam haar mee naar huis, waar ze zich meteen verstopte in het rommelhok. Tegen de tijd dat ik vreesde dat ze was gestikt tussen de verwarming en de muur, en al meerdere mensen had gebeld voor hulp, kwam er opeens een piepklein poesje tevoorschijn, heel voorzichtig. Die nacht klauterde ze bij me in bed en sliep ze in de holte van mijn arm.

Ze at niet veel, maar speelde wel graag, vooral met schroevendraaiers. Soms vertelde ik haar over Prompt en Rooie, en dan deed ze net alsof ze luisterde. Ze was nog maar een paar maanden oud toen ze haar eerste muis ving en opat, met veel gekraak van botjes. Daarna vertrok de rest stilletjes, in colonne, met rugzakjes om. Ik heb ze nooit meer teruggezien.