donderdag 3 december 2009

Geheim

Mijn vader voetbalde op zaterdag, en soms gingen mijn broer, mijn zus en ik met mijn moeder mee om te kijken. We gingen eigenlijk alleen omdat we dan een flesje echte chocomelk kregen, en soms, als mijn opa er was, een broodje kroket. Dan nam hij ons mee naar de warme, rokerige kantine waar hij iedereen kende en dan zeiden mensen tegen hem: `Dat zijn er zeker een paar van Jan, hè?’ Daarmee bedoelden ze ons.

Buiten op de velden was het koud en nat. Ik vergat het altijd, totdat we er weer stonden, op de kaalgelopen grond achter de kniehoge hekken, en mijn moeder zei dat we niet elke minuut moesten vragen hoe lang het nog duurde.

Op een dag was ik voorafgaand aan de wedstrijd met mijn vader mee de kleedkamer in gelopen. We waren druk in gesprek en ik had niet in de gaten waar we heen liepen. Opeens zag ik een paar blote billen. En een piemel. En toen nog een. De een na de andere piemel verscheen. Ik schrok me wezenloos. Weg, dacht ik, ik moet hier weg.
Ik wendde me tot mijn vader, die zich ook begon uit te kleden. `Ik ga wel even tegen mama zeggen dat...' Ik kon niks verzinnen.
`Ja?' zei mijn vader, `wat ga je zeggen?'
Ook hij stond nu in zijn blootje, en ik schaamde me, want ik dacht: nu zien al die mannen de blote piemel van mijn vader. Ik vond een piemel zo ongeveer het meest belachelijke dat er bestond. Ik had zelfs bedacht dat als ik een `enge man’ zou tegenkomen (want daar hadden we het vaak over, over enge mannen) ik tegen mezelf zou zeggen: die heeft ook een piemel. Waarmee ik bedoelde: die staat ook voor aap in zijn blootje. Zolang ik me dat voor kon stellen vond ik een enge man niet eng meer.
`Wat ga je zeggen tegen mamma?’vroeg mijn vader nogmaals.
Ik dacht heel diep na maar kon niks bedenken dat belangrijk genoeg leek.
`Dat is geheim!’ riep ik toen, waarna ik naar buiten holde.

Tijdens de wedstrijd stond ik naast mijn moeder te kleumen achter de hekken. Als mijn vader de bal had ging ik hem heel hard aanmoedigen.
`Dat is zeker je vader,' zei een onbekende man tegen me, `ik kan het zien, jullie hebben hetzelfde smalle gezicht.'
Dus ik heb een smal gezicht, dacht ik, en daar bleef ik aan denken, omdat ik op die manier niet aan piemels hoefde te denken.