dinsdag 28 juli 2009

Villa

Ik was in Taormina met mijn kersverse echtgenoot en mijn kersverse uitgever. De dag daarvoor was ik getrouwd. Dat onze uitgever getuige moest zijn stond vanaf het begin vast: door hem hadden we elkaar ontmoet. Ik had een paar maanden eerder het contract getekend voor mijn debuut, ik had zelfs mijn eerste interview al gegeven: over twee schrijvers die elkaar bij hun uitgeverij ontmoetten en verliefd werden, gingen trouwen. Ik was een nieuwe wereld betreden, en alles blonk er als goud. In de restaurants van Taormina hoorde ik dat Connie Palmen het deed met Hafmo, en we leefden met hem mee, want hij zou Ischa toch nooit kunnen vervangen. Mijn uitgever wist alles van iedereen. Ik leerde namen van schrijvers van wie ik nooit eerder had gehoord en ik probeerde ze allemaal op te slaan, want ik dacht: nu ben ik een van hen.
Op een middag liepen we langs een schitterende Siciliaanse villa en mijn uitgever zei: `Hier logeert Michaël Zeeman altijd als hij op Sicilië is.’ Ik vond het niet gek dat hij zoiets wist, ik dacht inmiddels dat alle uitgevers en schrijvers van elkaar wisten waar ze vakantie hielden en met wie. We bleven staan voor de villa, die aan één kant uitkeek op de altijd rokende Etna, en aan de andere kant over de zee beneden in de diepte, en ik dacht: die Michaël Zeeman, die heeft niet alleen verstand van boeken, maar ook van mooie plekjes. Daarna liepen we terug naar ons hotel om ons om te kleden voor het eten.