maandag 24 april 2017

Aardig aardig aardig

Ik zag een documentaire over een verstandelijk beperkt stel dat vijf kinderen kreeg die stuk voor stuk door de rechter werden weggehaald omdat het stel niet voor ze kon zorgen. We gaan gewoon door tot we er eentje mogen houden, zei de man nadat er vier uit huis waren geplaatst.
De vijfde werd geboren en was nu 21, een meisje dat op haar derde uit huis was geplaatst en daarna in twaalf verschillende tehuizen en pleeggezinnen had gewoond. Nu woonde ze voor het eerst bij haar moeder, die wou dat graag, het was het enige wat ze altijd had gewild. Maar eigenlijk ging het niet. Cynthia was het enige kind zonder beperking, slim en aardig tegen iedereen: tegen de man in de lift, tegen de conducteur in de tram, tegen de slager waar ze een gourmetpakket voor haar verjaardag ophaalde, tegen de docent, de maatschappelijk werker: aardig aardig aardig. Want als er één ding was wat ze had geleerd, was het dat ze niet automatisch werd geaccepteerd. Ze moest daar haar best voor doen. Anders moest ze weg.
Het was hartverscheurend.

Daarna zag ik een documentaire over twee Chinese tweelingzusjes die waren geadopteerd. Het ene zusje door een gezin in Amerika, het andere door een gezin in Noorwegen.
Nog in China, op de dag van de transactie, hadden beide stellen adoptieouders het vermoeden dat de baby’s wel eens tweelingzusjes konden zijn.
Ze leken sprekend op elkaar – maar goed, alle Chinezen lijken op elkaar.
Ze reageerden sterk op elkaar. Maar ja, ze kwamen uit hetzelfde tehuis.
Ze hadden dezelfde geboortedatum.

De ouders namen het voor kennis aan, ze deden er niks mee. Ze namen hun kersverse baby mee naar huis – een glimmend rode brandweerwagen die echt kon rijden en waar ze zo lang op hadden gewacht. Geen haar op hun hoofd die eraan dacht hem nog af te staan.
Maar na een paar maanden stelden de Noorse ouders toch voor een DNA-test te laten doen. De Amerikaanse ouders gingen akkoord.
De kinderen bleken een tweeling.
Maar ja, zeiden de Noorse ouders, Alexandra woont nu al maanden bij ons, we hebben ons aan haar gehecht, we kunnen haar nu niet meer afstaan, natuurlijk. En de Amerikaanse ouders zeiden hetzelfde over hun Mia.

De zusjes groeiden op zonder elkaar te kennen, maar verlangden elke dag naar elkaar. Op hun verjaardag belden ze elkaar. Ze zeiden I love you en Happy birthday. Verder konden ze elkaar niet verstaan.
Ze waren acht jaar oud toen ze elkaar voor het eerst weer terugzagen. De Amerikanen kwamen een zomer naar Noorwegen. Het is hier prachtig, zei de Amerikaanse man, net een sprookje.
De meisjes die elkaar niet konden verstaan holden giechelend door weides en lieten zich hand in hand naar de bodem van het meer zakken. Toen de zomer voorbij was vertrokken de Amerikanen weer. Ik denk niet dat mijn dochter veel met haar bezig is, zei de Amerikaanse moeder.
De zusjes hadden het over niks anders. Ze stuurden elkaar dagelijks brieven vol kleurpotloodhartjes. Ze holden elke morgen naar de brievenbus om te zien of er post was. Ik wou dat mijn zus dichterbij woonde, zeiden ze. Echt begrijpen hoe het zat, deden ze niet, ze wisten alleen wat ze voelden, een diep verlangen om bij de ander te zijn.
Het was hartverscheurend.

Dit weekend las ik een interview met Aart Staartjes, die zijn hele leven kinderprogramma's heeft gemaakt. Hij zegt: ‘Wat kinderen vinden, daar moet je je niks van aantrekken.’
Daar ben ik het over het algemeen heel erg mee eens. Maar soms ook heel erg niet.

Twin Sisters kun je hier zien, Moederliefde hier.