vrijdag 21 februari 2014

Tafels

Ik moest voor het eerst lesgeven op de Hogeschool. Inmiddels heb ik al op best veel plekken les gegeven, maar van de Hogeschool werd ik nerveus. Misschien omdat je Hogeschool met een hoofdletter schrijft.
Ik had me heel goed voorbereid. Ik had de syllabus doorgelezen. En nog een keer doorgelezen. Ik had dingen onderstreept. Ik had mijn tas gepakt en voor de zekerheid extra lesmateriaal meegenomen. Keelpastilles had ik ook mee, en een flesje water, en wel vier pennen. Ik had mijn lokaal al bekeken, ik wist hoe de beamer werkte en dat je niet met de stiften die er lagen op het white board mocht schrijven. Ik wist ook hoe je, als je vond dat je lokaal te groot was, de scheidingswand dicht kon trekken, of liever gezegd, waar je iemand kon vinden die dat voor je kon doen, want het was te moeilijk om zelf te doen. Verder wist ik waar het kopieerapparaat stond en hoeveel een kopje koffie uit de automaat op de vierde kostte. Vijftig cent.

Een halfuur voor aanvang van de les was ik er. Dat was me verzocht, maar ook als dat niet was gebeurd, was ik waarschijnlijk een halfuur te vroeg geweest.
Het was niet nodig, het enige dat ik nog hoefde te doen was de tafels in mijn lokaal goed zetten. In een vierkant. Met acht stoelen eromheen.
Ik trok de stoelen naar achteren en verschoof een paar tafels. Maar op een of andere manier werd het niet wat ik in gedachten had. Het leek niet op de vierkanten die ik in andere lokalen had gezien. Ik schoof en draaide. Probeerde het met korte kanten tegen lange kanten, met lange kanten tegen lange kanten, met korte kanten tegen korte kanten. Ik probeerde het met meer tafels. Het werd alleen maar erger.
‘Alles in orde?’ In de deuropening stonden twee jongens van de Hogeschool.
‘Uh-huh,’ zei ik, ‘alleen de tafels, ik probeer, ik weet niet meer hoe…’
‘Wil je een U?’
Ik knikte.
‘Of een O?’
Ik knikte weer.
Binnen een paar tellen en met een paar bewegingen hadden de jongens de tafels in de gewenste vorm gezet. Ik haalde het flesje water uit mijn tas en nam een slok. De eerste studenten kwamen binnen.

dinsdag 18 februari 2014

Beeld

Terug van weggeweest besloot ik dat dit een goed moment was om in te haken bij de nieuwe trend bloggen met plaatjes. Beelden zijn de nieuwe woorden, zoveel weet ik inmiddels wel. Maar ik vergat een foto te maken van de citroentaart die ik at met mijn uitgever, ik vergat een foto te maken van het tropisch aquarium bij de neuroloog, en de volgende dag vergat ik een foto te maken van het varkentje in het plastic modderbak in de vitrine van de Rotterdamse uitgever, en de kameel op het dak van de Kunsthal, en toen had het geen zin meer, vond ik.
Sowieso had ik liever foto’s gemaakt van de gesprekken in de auto op weg naar Rotterdam, van mijn tintelende huid ’s avonds toen ik koorts had, en van de geur die ik niet rook, toen ik samen met een buurman op zoek ging naar de vermeende wietplantage. Wat ik ook graag had willen fotograferen was het telefoongesprek met de wijkagent die zei: ‘Goedemiddag, met mevrouw De Boer, ik bel namens de heer De Bruin die gaat over Jeruzalem, u woont toch in Jeruzalem?’
Het enige dat ik wist vast te leggen, was de schoonheid van een doorgesneden kiwi. Maar op een of andere manier leek dat beeld me niet representatief voor mijn leven.

zondag 16 februari 2014

Bulgaarse methode

We staan bij de buitendeur, de voorzitter en ik. De deur zoemt. Hij zoemt al de hele week. Als de deur zoemt kun je hem zo open duwen. Soms springt hij al open als je er alleen langsloopt. Daar is dankbaar gebruik van gemaakt de afgelopen week. Op donderdag mailt een van de buren dat er brand is gesticht in de fietsenkelder, en zondagmorgen mailt een andere buur dat er die nacht bij hem geprobeerd is in te breken. Hij werd wakker van gemorrel aan zijn deur. Met zijn meest barse stem riep hij: ‘Wegwezen, of ik bel de politie!’ Daarna was het stil, maar de rest van de nacht sliep hij met een koksmes onder zijn kussen. ’s Morgens bleek zijn slot te zijn uitgeboord. De Bulgaarse methode, heet dat. Dat weten we omdat het al negen keer effectief is toegepast de afgelopen maanden. Laptops, sieraden en geld zijn verdwenen. Onze sloten zijn niks waard, zegt de politie. Sommigen van ons hebben op eigen kosten een kerntrekbeveiliging aangebracht. Het enige middel tegen de Bulgaarse methode. Na de zevende inbraak, een paar maanden terug, belde een van de bewoners AT5. Die kwamen filmen en vroegen de woningstichting om een reactie. Die zei: ‘Het is de bewoners hun eigen schuld, zij laten de buitendeur open staan.’
De voorzitter en ik luisteren naar het gezoem. Een sirene, een lokroep aan inbrekers en brandstichters: kom binnen, kom binnen, het is uitverkoop hier!
Een deur die gewoon in het slot valt, hoe moeilijk kan het zijn? Je ziet ze overal, dat soort deuren. Maar niet bij ons.
‘Misschien als we dit eraf slopen,’ zegt de voorzitter, wijzend op de deurknop.
Eerder hebben we de stekkers van de drangers uit de contactdozen gehaald, in de hoop dat de deuren daardoor automatisch in het slot zouden vallen. Maar nee. De woningstichting die we die ochtend al hebben gebeld, en toen ’s middags weer, en aan het begin van de avond opnieuw, is nog steeds niet langs geweest.
‘Laten we nog maar eens bellen,’ zeggen we, en gaan terug naar boven. Straks is het donker, en zijn we weer overgeleverd aan de leeuwen. Of de Bulgaren. Wie zal het zeggen? We kennen ze niet, maar weten dat ze ons in de gaten houden.