vrijdag 16 november 2012

Gesloten


We gaan even dicht, er is werk aan de winkel. We hebben een project afgerond, een paar weken rustig aan gedaan, en nu is het tijd om verder te gaan met mijn eigen boek. Waar ik binnenkort overigens al een stukje uit ga voorlezen. Werk in uitvoering heet dat.

Tot dan, en tot later.

dinsdag 13 november 2012

Verkeerd

Nadat ik was gebeld door een onbekende man die dacht dat ik in art supplies deed, werd ik op mijn andere telefoon gebeld door een man die dacht dat ik Tineke was. ‘Maar u bent Tineke niet, dat hoor ik al,’ zei hij er meteen achteraan.
‘Nee,’ zei ik, ‘ik ben Tineke niet.’
Ik wilde weer ophangen, maar hij zei: ‘Wacht, ik zal even het nummer noemen.’
‘Ik ken het nummer,’ zei ik, ‘het is mijn eigen nummer.’
Hij noemde het toch.
Ik zei: ‘Nee, dat is niet Tinekes nummer.’
Toen hij had opgehangen dacht ik: stel dat ik wel Tineke ben, maar het niet meer weet. Dat ik de telefoon opneem met zomaar een naam, zeg Marieke, een naam die ik toevallig net ergens heb gelezen. Maar ook dat ben ik vergeten.

De avond daarvoor had een cursist een stuk geschreven over een man met Alzheimer die in zijn eentje in een bos staat, tegenover een aangeschoten hert. Een andere cursist iets over iemand die twee personen was. Ook had ik een interview gelezen met een schrijver die één dag zijn geheugen kwijt was geweest. Een angstaanjagende ervaring. Toch denk ik steeds: één dag. Eén dag zonder herinneringen, één dag zonder jezelf. Zou je je niet een klein beetje lichter voelen?

‘s Avonds ging de bel. Ik drukte op de knop waarmee de voordeur opengaat. In het trapgat stond een jonge man die zei dat hij voor de bezichtiging kwam.
‘O,’ zei ik. ‘Boven soms?’
‘Nee, hier,’ zei hij. Hij las een nummer van een briefje. Het was mijn huisnummer. En even, heel even, zag ik mezelf een rondleiding geven door mijn huis, dingen zeggen als ‘het is wel lawaaiig, hoor’ en ‘de vloerbedekking kun je wel overnemen.’
Ik aarzelde te lang. De jonge man pakte zijn telefoon en stapte weer naar buiten. De rest van de avond bleef ik nog half zitten wachten op de andere bezichtigers, maar er kwam niemand meer.

maandag 12 november 2012

Engels

Ik werd gebeld door een man met een prachtig Brits accent die informeerde naar mijn art supplies.
‘I’m sorry,’ zei ik in mijn mooiste Engels, ‘maar ik doe niet in art supplies.’
‘O.’ Hij leek even van zijn stuk gebracht. ‘Spreek ik dan niet met Marieke Groen?’ Hij sprak mijn naam uit als Mareik Krohèn.
‘Jawel,’ zei ik, ‘daar spreek je mee.’
De man was even stil. ‘Ik heb je naam en telefoonnummer gevonden via Google,’ zei hij. ‘Doe je echt geen art supplies?’
‘Nee,’ zei ik, en vroeg me af waarom eigenlijk niet.
‘Het spijt me,’ zei hij.
‘Mij ook,’ zei ik. En we hingen op.

woensdag 7 november 2012

dinsdag 6 november 2012

Mis en bouteille

Ik ben uit 1966, maar liever was ik uit 1971 geweest. Of uit 1963. 1963 was in Nederland een uitzonderlijk goed schrijversjaar, veel schrijvers werden in 1963 geboren. Of in 1971. Maar 1966 heeft nauwelijks schrijvers voortgebracht. Simone van der Vlugt. Menno Wigman. Stijn Aerden. Maar dan heb je het wel zo’n beetje gehad.
Als ik wijn was, zouden mensen zeggen: 1966, dat was geen goed wijnjaar.

Daar staat tegenover dat het jaar waarin ik debuteerde een uitzonderlijk goed jaar was. Erwin Mortier debuteerde dat jaar. Dimitri Verhulst. Hagar Peters. Ayatollah Musa. Clark Accord. Paulien Slot. Yves Pétry. Rashid Novaire. Zelfs Rebecca Gomperts, die later de abortusboot oprichtte, publiceerde in dat jaar een roman.
Wijn telt ook pas mee vanaf het moment dat het wordt gebotteld, niet vanaf het moment waarop de eerste druivenrank ontkiemt. Als je het zo bekijkt kom ik uit een goed jaar. 1999.

vrijdag 2 november 2012

Rampen en rijtjes

Als ik niet kan slapen denk ik aan rampen. Ik denk aan hoe ik moet handelen als er brand uitbreekt of als de waterleiding springt. Ik denk aan wat ik het beste kan doen als ik tijdens het koken een slagader door snij. Of als ik plotseling vanaf mijn middel verlamd raak. Soms verhoog ik de moeilijkheidsgraad en maak ik ervan: vanaf mijn middel verlamd raken terwijl ik in bed lig, de telefoon in de andere kamer ligt en de buren op vakantie zijn.
Zie je daar maar eens uit te redden.

Ik denk aan wat ik moet doen als er een explosie plaatsvindt in de straat, waarbij alle ruiten springen. Ik denk aan de volgorde van de dingen. Schoenen aantrekken, de poes zolang opsluiten in de wc. Het glas opzuigen. De ramen dichtmaken (de gordijnen tegen de kozijnen tapen!) zodat de poes niet kan ontsnappen. Dat alle dingen een volgorde kennen, vind ik een geruststellende gedachte. Een volgorde is een rijtje, en rijtjes kun je van buiten leren.

Ik ben een praktisch ingesteld persoon. Als er iemand in mijn omgeving overlijdt, ga ik koken of klussen, en wel onmiddellijk. Toen mijn opa overleed, klom ik op een stoel om mijn plafond te gaan witten, met een kwast – ik had geen roller in huis.
Tijdens de begrafenis kon ik nauwelijks bewegen van de spierpijn. Wat altijd nog beter is dan nauwelijks kunnen bewegen van verdriet.

Er overleed iemand bij wie ik al vanaf mijn zestiende over de vloer kwam, en zonder aanloop, zonder voorbereiding dreunde ik in gedachten haar vroegere telefoonnummer op. Het was nog een zescijferig nummer.
Kennen mensen tegenwoordig nog telefoonnummers uit hun hoofd?
Ik ken nog telefoonnummers van mensen die al heel lang dood zijn. Niet alleen mijn hoofd herinnert het zich, ook mijn vingers. Als ik de telefoon oppak, vinden mijn vingers uit zichzelf de volgorde van de toetsen.
Ook dat vind ik heel geruststellend.