vrijdag 28 maart 2008

Wilde dieren

Ik kwam een handgekrabbeld briefje tegen in een ouwe schoenendoos. Ik las:

Marieke houdt niet van:
-Star Trek en stomme films
-onverwachte aanbellers
-boeren, scheten, vieze handdoeken en wc’s
-snorren
-lieve mannetjes die teveel achter de computer zitten

Marieke houdt wel van:
-leuke eetdingen met verse kruiden en daarna m&m’s maar eigenlijk citroensorbetijs dat ik nooit koop
-overbodige leuke rommel uit een winkel met weinig speelgoed maar liever lingerie die past
-knuffeltjes maar ook een bloemetje of een kadootje soms
-schone lakens en handdoeken, een schoon huis, lekker kussen (kusjes)
-verre reizen naar bijvoorbeeld het Schip in de Spaarndammerbuurt en af en toe een wandeling met veel wilde dieren onderweg.


Zo is het maar net, dacht ik.
Waarom was het ook alweer uitgegaan?

woensdag 26 maart 2008

Typex

Wist u dat typex is uitgevonden door de moeder van de zanger van the Monkees, die door die uitvinding de eerste vrouwelijke miljonair werd?

Ooit kende ik iemand wiens oom de uitvinder was van halvarine.
Ja, halvarine was een uitvinding, ik wist het ook niet. Maar als het mijn oom was geweest die de uitvinding had gedaan, zou ik het ook aan iedereen hebben verteld.

Stiekem ben ik jaloers op mensen met dit soort familieleden. Het enige waarmee ik kan schermen is een verhaal over mijn overgrootvader, die als jonge knaap chef inkoop was bij de Bijenkorf. Op een dag stelde zijn baas hem voor om samen met nog iemand een nieuw soort winkel op te richten, een winkel in eenheidsprijzen.
`Een winkel in eenheidsprijzen?’ zei mijn overgrootvader, `dat kan niks worden.’ En hij besloot niet mee te doen.

Dit jaar bestaat de Hema 75 jaar.

zondag 16 maart 2008

Aantrekkelijk

`Wat vind jij aantrekkelijk en geruststellend aan een man?’ vroeg S****
Nee, hij zat niet te vissen naar complimentjes en vroeg het ook niet zomaar, uit nieuwsgierigheid. Hij was aan het researchen voor een artikel.

`Ah zo,’ zei ik, `laat me even nadenken.’

Ik had kunnen antwoorden dat ik het geruststellend vind als een man me voorleest in bed, zijn druppels van de wc-bril veegt en me thuisbrengt als hij zelf elders slaapt - tenzij dat elders zijn vrouw of zijn minnares is. Dat ik het geruststellend vind als hij weet wat mijn lievelingskoekjes zijn en die in huis haalt als ik sip ben, weet wanneer hij me met rust moet laten en wanneer ik alleen maar doe alsof hij me met rust moet laten. En dat hij niet vraagt: ben jij ook klaargekomen, maar weet dat als hij dat moet vragen, dit betekent dat hij de volgende keer iets meer zijn best moet doen.

Maar ik antwoordde iets over een goed gesprek, mooie ogen en de juiste hoeveelheid haar op armen en hoofd.

`Heb je daar wat aan?’ vroeg ik S****
Ja, daar had hij heel veel aan. Hij vroeg hoe ik wilde heten in zijn stuk. `Myrna Uytenboogaard,’ zei ik.
`Neehee,’ zei S**** `wel een normale naam.’
`Dat is een normale naam,’ zei ik, maar het mocht toch niet van hem.

Hij ging er mee aan de slag en een week later kreeg ik een eerste versie doorgemaild.
Ik stond versteld van mezelf. Ik zei best goeie dingen. `De gedroomde interviewkandidaat,’ zei S****.
Ik geloof niet dat ik ooit eerder ergens een gedroomde kandidaat voor was. Had ik mijn roeping gemist?

Hoe dan ook, binnenkort wordt het gepubliceerd.
Nee, ik zeg natuurlijk niet wanneer en waarin.

UPDATE: Volgens S****, die eigenlijk Stijn heet, bevordert het misschien de verkoop als ik gewoon zeg dat het HP/De Tijd is. Wij betwijfelen dat, maar à la.

woensdag 12 maart 2008

Autoritair II

Ik heb dus een heilig ontzag voor autoriteiten. Het is zelfs zo erg dat ik aan (bij? voor?) de douane altijd heel hard mijn best doe te laten zien dat ik echt, heus niet, ik zou niet durven, niks illegaals vervoer.
Daar trapt de douane dus nooit in. Ik word er altijd uitgepikt, mag mijn bagage in een scan leggen, mijn zakken legen en vragen beantwoorden over het doel van mijn reis. Elke vakantie opnieuw.

Eén keer dacht ik eraan te kunnen ontsnappen. Het was aan de Mexicaanse grens. In plaats van douaniers met röntgenblikken stonden er een soort verkeerspalen met een grote rode knop erop. Elke reiziger die de paal passeerde moest de knop indrukken. Bij een op de honderd reizigers ging er een alarm af, die reiziger moest zijn tassen ondersteboven keren en zich tot aan zijn onderbroek uitkleden. De rest mocht doorlopen.

Ad random dus.

Ik ben twee keer de Mexicaanse grens gepasseerd, de eerste keer kwam ik met het vliegtuig uit Nederland, de tweede keer met de bus vanuit Belize. Beide keren klonk er, nadat ik een klap op de rode knop had gegeven, een angstaanjagend geloei door de grensruimte, terwijl rijen en rijen mensen voor en achter me de knop indrukten zonder dat er iets gebeurde.

Ad random my ass.

dinsdag 4 maart 2008

Exit

Ze ligt thuis in bed. Niet in haar eigen bed, maar in de logeerkamer op de begane grond, die ze de kleine kamer noemt. Er staan een bed, een centrifuge, een paar afgedankte meubelen en een koelkast die tijdens verjaardagen werd gebruikt om de dranken in koel te houden.
Het ruikt er al jaren hetzelfde, naar waspoeder en slaap.
Ze ligt in het bed waarin ik ben geboren, een opklapbed met een geruit gordijntje. Ik sliep erin als ik kwam logeren vroeger. Als ik ’s ochtends wakker werd stond er een schotel koekjes op het tafeltje naast mijn bed. Hoe ze dat er ongezien neer had weten te zetten was me een raadsel, want thuis werd ik altijd van het minste geluid wakker.

Deze kamer is nu haar thuis. De rest van het huis is overgenomen door anderen. Er zit een corpulente Surinaamse verpleegkundige in de woonkamer die vraagt of ik koffie of thee wil. Als ik iets wil eten moet ik dat thuis doen, want oma’s koelkast is leeg. Ze kan niet meer eten. Ze weegt 43 kilo, maar zegt dat ze dat altijd al heeft gewogen. Haar ringen liggen naast haar bed omdat ze van haar vingers glijden. Om haar nek hangt een koord met een alarmknop eraan. Het gouden kettinkje met het sterrenbeeld ligt op het tafeltje naast haar bed. Ik herinner me hoe ik als ik kind bij haar op schoot kroop en het sterrenbeeld door mijn vingers liet gaan. `Als jij later dood bent, krijg ik die, hè?’ zei ik. We hadden hetzelfde sterrenbeeld.

Ze kan moeilijk praten, maar dat geeft niet, want ze maakt toch niks mee, zegt ze. En luistert glimlachend naar mijn verhalen. We praten over alles, behalve over waar het echt om gaat: dat ze stervende is.
De verpleegkundige komt even kijken. `Is alles goed mevrouw?’
`Ja, zolang zij er is, wel,’ zegt ze, naar mij gebarend.
Ik lach verontschuldigend naar de verpleegkundige, omdat het me niet lukt mijn oma aan te kijken. Het is alsof we door elkaar onze emoties te tonen, toegeven dat we haar naderende dood hebben geaccepteerd. We houden ons groot voor elkaar, en spelen het spel dat ons zo vertrouwd is, het spel waarin ik het kind ben en zij mijn moeder.
Als ze even indommelt kijk ik de kamer rond om de indrukken in me op te nemen. Opeens is alles een herinnering aan het worden.
Wanneer ik mijn blik weer op haar richt heeft ze haar ogen geopend en kijkt ze strak naar boven. Dan zegt ze: `Aai luf joe in bloe aai luf joe in ret but moost of ol aai luf joe in bed.’
Ik staar haar niet-begrijpend aan.
`Dat staat daar,’ ze wijst op de hemel van het bed.
Ik weet onmiddellijk weer dat ik dat erop heb geschreven, tijdens een logeerpartijtje.
Ik moet mijn hoofd naast dat van haar op het kussen leggen om het te kunnen lezen. Daar liggen we, naast elkaar, in het bed waarin ik ben geboren en zij ligt te sterven, te staren naar een tekst die ik op mijn dertiende heb geschreven.

I love your in blue
I love you in red
But most of all
I love you in bed.